Het kan geen toeval zijn dat sinds ik besloten heb om duurzamer met
kleding om te gaan, ik her en der gelijkaardige initiatieven tegenkom. Vandaag
in de krant zelfs 2! Het eerste was een column van Tinkebell met als titel “Natuurlijk weet de verkoper niet waar onze kleding
vandaan komt”. Zij is naar Bangladesh geweest, naar Rana Plaza, waar een jaar
geleden een textielfabriek neerstortte met meer dan 1000 doden als gevolg. Hetgeen
volgt is een samenvatting van de column van Tinkebell. Ten eerste omdat ik geen
link naar het desbetreffende artikel heb gevonden (ik wil zeker Blendle eens checken, maar ben daar nog niet toe gekomen). Ten tweede omdat dit
mij helpt om haar punt beter te onthouden. Alle credits dus voor Tinkebell. Ze
legt uit hoe het globaal werkt: je hebt de kledinglabels, het tussenbedrijf en
de fabrieken. Een kledinglabel wil een rok laten maken en stelt daarvoor bepaalde
eisen aan kwaliteit en prijs. Het tussenbedrijf gaat op zoek naar de juiste
fabriek. De selectie gaat als volgt: het tussenbedrijf checkt of fabrieken
voldoen aan de wettelijke lokale eisen, bv. hoeveel mensen er per vierkante
meter mogen werken en het minimum loon van de arbeiders. Meer dan de wettelijke
normen worden er echter niet gecheckt, te veel gedoe. Als je als label toch
hogere eisen stelt, valt dat dus niet te controleren. Maar er is toch wel
verschil in die fabrieken: wanneer het label die rok voor een heel lage prijs
wil maken, dan zal een goed bedrijf zeggen dat ze dat niet kunnen doen omdat ze
op die manier niet goed voor hun medewerkers kunnen zorgen. Een ander bedrijf
zal het dan wel weer doen, omdat ze liever tegen een te lage prijs produceren
dan hun medewerkers zonder werk te laten zitten terwijl ze hen wel moeten
doorbetalen. Dan is er nog het probleem van de controle. Fabrieken hebben vaste
medewerkers, maar slechts voor een deel van het werk. Veel wordt uitbesteed aan
honderden kleine textielateliers. Kleine kamertjes van zo’n negen vierkante
meter waar vijf à zes mensen achter naaimachines zitten. Doorwerken tot het
werk gedaan is. Niemand weet precies welk werk door welk naaiatelier gedaan wordt
en wie daar werken. Dit deel van de keten valt niet te controleren.
Het tweede initiatief is dat van Emily-Jane Lowe-Townley: zij en haar gezin leven zonder afval. Indrukwekkend hoe ze boodschappen zonder plastic doet. Ze neemt altijd katoenen zakjes mee naar de winkel waar ze haar groenten en fruit in doet om zo al die plastic zakjes te vermijden. Op haar blog http://www.levenzonderafval.blogspot.nl/ staan recepten om bv. zelf afwasmiddel, allesreiniger en lippenbalsem te maken. Zover als zij gaat, zie ik mezelf nog niet gaan. Maar het idee van de katoenen zakjes voor de boodschappen spreekt me wel aan. Nu mijn man nog zover krijgen om op die manier de boodschappen te doen (want hij doet die wekelijks ten huize van). En oh ja, ik dien dan ook eerst nog enkele exemplaren in elkaar te zetten.
Inspirerend, die verhalen. Stap(je) voor stap(je) wil ik ook mijn steentje bijdragen aan een duurzamere samenleving.